Bij gebrek aan een wettelijke definitie van het begrip schade, wordt aan de feitenrechter de ruime mogelijkheid gelaten om na te gaan of er schade is en in voorkomend geval om deze te begroten. Precies omwille van deze soevereine beoordelingsmacht van de feitenrechter en ondanks de opeenvolgende indicatieve tabellen, zijn op het gebied van letsel- en overlijdensschade heel wat discrepanties en tegenstrijdige gerechtelijke beslissingen die alles behalve de rechtszekerheid dienen, laat staan aan het verwachtingspatroon van de schadelijders beantwoorden.
Schade en schadevergoeding zijn immers nog niet zo vanzelfsprekend elkaars complementen en dit is niet anders met de afgeleide schadecomponent ‘huishoudelijke ongeschiktheid’.
Met deze bijdrage over een specifieke letselschadecomponent, beoogt de auteur vanuit een kritisch standpunt en via een praktijkgericht onderzoek duidelijkheid over de aard, de omvang en de begroting van de huishoudelijke schade te verschaffen, met aandacht voor de legio problemen, misverstanden, controverses en onzekerheden die men in dit verband op het schadevergoedingsveld ontmoet.
Tevens gaat de aandacht uit naar de allicht nog niet door alle beroepsmatig betrokkenen gekende HODA-schaal als instrument van medische evaluatie van deze specifieke schadepost.
Tot slot maakt de auteur ook een rechtsvergelijkende excursie in de overtuiging.